De politiek van Meierijstad is al bijna een jaar lang zo goed als dood. Wat begon als tijdelijke overmacht lijkt inmiddels een doelbewuste poging om het debat te smoren. Tijd om de raadzaal te heroveren, schrijft gemeenteraadslid Mirjam van Esch van Hart.
Universitair docent Joram Feitsema schreef onlangs op de website Sociale Vraagstukken over ‘een politieke ijstijd’. Daarmee doelde hij op het breed gedragen idee dat de coronacrisis vraagt om daadkrachtig en snel bestuurlijk handelen en dat een debat daarbij een sta in de weg is. In gewone mensentaal: ‘Dit is zo belangrijk en urgent, daar moet democratie maar even voor wijken’.
‘Als iets belangrijk is, dan moeten we er over debatteren’
Wat mij betreft is het precies andersom: als iets heel belangrijk is voor de (lokale) samenleving, dan moeten we er dús politiek over bedrijven. Dan moeten we er dús debat over voeren in de gemeenteraad.
Maar in Meierijstad en diverse andere gemeenten is het debat zo goed als dood. Niet alleen als het over corona gaat, maar over zowat alle heikele thema’s. Met steeds weer corona als reden. De crisis popt steeds op als overmacht. En over overmacht valt niet te discussiëren.
Voor ik uiteenzet waarom het geen overmacht is en waarom het debat zo snel als maar mogelijk in de raadzaal terug moet keren, eerst iets over de ernstige gevolgen van deze situatie.
Vooropgesteld: ik ben me ervan bewust dat het in nogal wat gemeenten nog rampzaliger is gesteld met de lokale democratie dan in Meierijstad. Neem Boxtel, waar de politiek afgelopen voorjaar zonder noemenswaardig gesputter ruim drie maanden op slot ging. En dan zijn er nog gemeenten waar pogingen om online te vergaderen zo krakkemikkig werden uitgevoerd, dat het een blamage werd. Weet u nog, West-Betuwe?
Maar een stevig debat over de koerswijziging van het College met betrekking tot de realisatie van een multifunctioneel sport- en recreatiepark in Erp laat nu al vier maanden op zich wachten. Een discussie over de geurnormen in het Meierijstadse buitengebied: idem dito. Een reeks moties vreemd van ijverige partijen werd acht tot tien weken vertraagd. Zelfs een debat over de lokale gevolgen van corona is nimmer gevoerd.
De debatten die er dan eindelijk komen, zijn een schim van wat ze op locatie in het bestuurscentrum hadden kunnen zijn. De lust om interrupties te plaatsen of nog eens stevig door te vragen, zinkt menig raadslid in de schoenen vanwege de beperkingen die online vergaderen nu eenmaal met zich meebrengt. Dat zit in het gebrek aan dynamiek, aan technische onvolkomenheden en aan de vele gebruikersfouten. “Sorry dat ik ineens op mijn kop in beeld sta, geen idee hoe dat komt.”
Begrijp me niet verkeerd: ik snap dat mijn ergernis in het niet valt bij de dieptrieste ellende die lokale ondernemers meemaken. Zoals ik ook snap dat de angst, eenzaamheid en depressie van jongeren vreselijker zijn. Het verklaart trouwens dat onze fractie over beide zaken kritische vragen heeft gesteld. En dat we een voorstel ontwikkelen om jongeren de helpende hand te bieden. De achtergrond van onze inzet: laten we ons niet gemakzuchtig of laf verschuilen achter wat Rutte via persconferenties afkondigt, laten we bezien wat er lokaal speelt en moet gebeuren.
‘Dit is geen overmacht, dit is opzet’
Ik voel me aan de kant geschoven. Onmachtig. En nogmaals: de onmacht van mij als raadslid kan vast niet tippen aan wat ondernemers, jongeren en andere corona-slachtoffers meemaken. Kan zijn. Maar ondertussen stel ik vast dat we de democratie die het dichtst bij mensen staat, de lokale dus, aan het vermorzelen zijn. Het gebrek aan verbale schermutselingen op locatie leidt tot slecht afgewogen besluiten en daar gaan we ontzettend spijt van krijgen.
U mag me cynisch vinden, maar wat mij betreft is er geen sprake meer van overmacht. Het begint zo langzamerhand op opzet te lijken. Op het kaltstellen van de tegenmacht die het openbaar bestuur nodig heeft. Wethouders en coalitiepartijen hebben er baat bij dat de lokale politiek op een waakvlammetje door suddert.
Onze wethouder Sport heeft zich bijvoorbeeld al vijf maanden lang niet hoeven te verantwoorden voor haar, in de ogen van Hart, onthutsend slechte voorstel om groen licht te geven voor een miljoenenproject zonder die miljoenen daarvoor vrij te maken. Het uitstel van dat debat en uiteindelijk het online houden van de confrontatie – het is ontegenzeggelijk een zegen voor wethouders en raadsleden die bloednerveus zijn voor de bespreking van dit onderwerp.
Sinds afgelopen voorjaar is er met name door fractievoorzitters regelmatig overleg gevoerd over de vraag of vergaderen op locatie kan of niet. Die overleggen hadden in beslotenheid plaats (online trouwens) en ik ben er sowieso nooit bij en dus kan ik er weinig over vertellen. Behalve dan dat de uitkomst steeds is dat de Meierijstadse raad afwijkt van wat landelijk is toegestaan.
Want vergaderen op locatie mag. En dat is niet zomaar. De democratie is cruciaal voor onze samenleving en dus zijn vergaderingen van volksvertegenwoordigers uitgezonderd van allerlei beperkingen. Wie van die uitzonderingspositie geen gebruik maakt, snapt maar weinig van democratie.
Daar komt nog eens bij dat corona-proof vergaderen kan. Kwestie van woordvoerders in de raadzaal en de andere raadsleden niet. Kwestie van spreekgestoelte en andere plekken steeds ontsmetten. Kwestie van gezond verstand gebruiken en dus bij een wandeling door de raadzaal mondkapjes dragen en onderling anderhalve meter afstand houden.
Ik weet dat sommige raadsleden gruwen van vergaderen op locatie. Dat ze het gevaarlijk vinden om redenen van de gezondheidszorg. Tegen hen zeg ik: ik snap hoe u zich voelt. Want ik gruw van online vergaderen. Want ik vind dát gevaarlijk om redenen van de kwaliteit van de democratie.
Mirjam van Esch is gemeenteraadslid van Hart.