Hart hoorde afgelopen vrijdag tijdens de Dag van de Raad frisse en sombere gedachten over de democratie. Lees, laat u verrassen of somber mee.
‘Zouden we bekenden tegenkomen?’, vroegen Hart-raadsleden Mirjam van Esch en Laurens van Voorst aan elkaar onderweg naar Rotterdam. Daar werd de Dag van de Raad gehouden, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging van Raadsleden (NVvR) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten.
Al in de parkeergarage liepen ze voorzitter Hanneke Willemstein van de NVvR tegen het lijf. En in het monumentale stadhuis troffen ze een Meierijstads VVD-raadslid. Na een kop koffie volgde de plenaire ochtendzit en die stemde afwisselend somber en hoopgevend. Thema: ‘Wat is democratie ons waard?’
Hart hing aan de lippen van schrijver Ilja Leonard Pfeijffer (foto), auteur van de bestseller Alkibiades – hij vertelt daarin hoe 500 jaar voor Christus de Atheense democratie teloorging en hoe die tijd volgens Pfeijffer lijkt op de onze. Ook burgemeester Ahmed Aboutaleb en hoogleraar decentrale overheid Geerten Boogaard kwamen aan het woord. De laatste kende Hart nog van een eerder optreden. Een greep uit de citaten van de drie. Plus eentje van dagvoorzitter Marcia Luyten.
Over democratie
Pfeijffer: ‘Die Grieken stelden dat er slechts drie vormen van bestuur mogelijk zijn: de monarchie, de aristocratie en de democratie. Bestuur door één persoon, door een kleine groep en door het volk dus. Bij al die drie bestaat het gevaar dat de pendule te ver doorslaat: de monarch wordt een tiran, de aristocratie een oligarchie en de democratie mondt uit in de dictatuur van de massa. Het begin van dat laatste is groeiend populisme, wat we nu dus meemaken’.
Boogaard: ‘Onze hedendaagse democratie is niet gebaseerd op de Grieken, maar de Romeinen. Ons bestel is een combinatie van monarchie, aristocratie en democratie. In het Nederlandse geval: van de regering, de rechtsspraak en de volksvertegenwoordiging. Die drie moeten in balans zijn. Als één van de drie buitensporig veel invloed heeft, dan gaat het mis’.
[tekst gaat verder onder de foto]
Geerten Boogaard presenteerde drie tegeltjesteksten over raadsleden.
Over politici
Aboutaleb: ‘Democratie moet gezag uitstralen. En dat gezag moet komen van personen in die democratie’.
Pfeijffer: ‘Een politicus moet het lef hebben om tegen de publieke opinie in te gaan. Om het publiek te overtuigen van een afwijkend standpunt. Dat type politicus wordt steeds zeldzamer’.
(Zoals Hart stelt: politici moeten kiezers zoeken bij standpunten en niet andersom.)
Aboutaleb: ‘Mandela was zo’n politicus. Na het afschaffen van de apartheid wilde zijn aanhang wraak. Hij had de moed daartegenin te gaan’.
Dagvoorzitter Marcia Luyten: ‘Er wordt wel gezegd dat de politiek haar probleemoplossend vermogen verliest’.
Pfeijffer: ‘Ja. Want vind vandaag de dag maar eens een politicus die verder durft te kijken dan deze kabinets- of raadsperiode. Of erger: die verder durft te kijken dan de opiniepeiling van volgende week’.
Over de stand van de democratie
Boogaard: ‘Ooit moest de democratie doen wat de meerderheid wil. Tegenwoordig moet de democratie doen wat ík wil’.
Pfeijffer: ‘Democratie wordt steeds meer gebruikt om onze eigen zin te krijgen’.
Aboutaleb: ‘En als we onze zin niet krijgen, maken we de democratie en de instituties die daarbij horen verdacht. Dan zit de rechtspraak vol D66-rechters en is de Tweede Kamer een nepparlement’.
Pfeijffer: ‘En feiten worden steeds vaker als meningen beschouwd. Als we het over feiten al niet eens kunnen worden, dan wordt het wel erg lastig om een fatsoenlijk debat te voeren’.
[tekst gaat verder onder de foto]
Van links naar rechts: Marcia Luyten, Ilja Pfeijffer en Ahmed Aboutaleb.
Over burgers en burgerparticipatie
Pfeijffer: ‘Democratie vereist compromissen en dus offers. Die offers moeten niet alleen van politici komen, maar ook van het volk’.
(Hart stelt dat bij inspraak en participatie burgers niet alleen de kans moeten krijgen om plannen af te wijzen, maar dat ze ook de verantwoordelijkheid moet krijgen om het publieke belang te dienen – nee zeggen tegen een woningbouwplan mag, maar dan wel graag regelen waar die huizen dan wél zonder gesputter kunnen komen. Als dat niet lukt: breng vanwege de woningnood een offer en stem in met het bouwplan.)
Pfeijffer: ‘Ooit werden meningen geponeerd, verkondigd. In toenemende mate worden ze bevochten. We plakken ons vast op de snelweg en storten mest uit op de snelweg’.
Boogaard over burgerparticipatie: ‘Ik geloof in initiatieven als het burgerberaad. Maar laten we niet vergeten dat er niet zoiets is als de gemeenteraad én de burger. Raadsleden zijn burgers. Sterker: de gemeenteraad is de eerste vorm van burgerparticipatie’.
(Hart: zo is het maar net, de raad staat niet naast of tegenover het volk, maar ís het volk.)
Boogaard: ‘De invloed van politieke partijen is tanende en die van burgerparticipatie groeit. Burgerberaden zijn wat dat betreft min of meer wat partijcongressen vroeger waren’.
Over gemeenteraden
Boogaard: ‘Er wordt wel eens geschamperd over de kwaliteit van raadsleden. Dat ze dossiers niet begrijpen, stukken niet allemaal lezen en regionale bijeenkomsten niet bezoeken. Dat ze gemankeerde bestuurders zijn. Maar raadsleden mogen en moeten juist leken zijn. Ze moeten als leken kritisch bezien hoe besluiten en beleid uitpakken voor de burgers. Daar is geen opleiding voor nodig. Wat dat betreft doen gemeenteraden het trouwens beter dan de Eerste en Tweede Kamer, waar mensen zonder hoge opleidingen zeldzaam zijn’.
Pfeijffer: ‘Het is moedig om vandaag de dag politicus te zijn. U, raadsleden in deze zaal, bent moedig’.
(Hierna klapten de honderden raadsleden in de Rotterdamse raadzaal voor zichzelf. Hart klapte mee.)