Hoogzwanger was ze. En wie haar vroeg van wie het kind was, kreeg een raadselachtig antwoord. Iets met vlekken en ontvangen. Of juist geen vlekken. Haar vriend John was niet de vader van het kind. Sterker nog: Marie en John hadden nog nooit seks met elkaar gehad. John leek er niet mee te zitten. Hij hield van Marie en wilde met haar verder.
Want Marie was sterk en John leunde graag op haar. John had zijn timmeropleiding niet afgemaakt, had geen werk en had zijn recht op uitkering verspeeld met domme streken – niet solliciteren en wel gokken bijvoorbeeld. Platzak was hij. Marie had haar armen om John geslagen en had gezegd ‘Als jij niet zeurt over wie de vader van mijn nog ongeboren kind is, dan zeur ik niet over je stomme streken. Samen komen we er wel.’
Dat was misschien iets te snel gesproken, want de ouders van Marie waren onverbiddelijk. ‘Een dochter die zich laat bezwangeren, die zoekt het zelf maar uit,’ had haar vader gezegd. ‘Mijn huis uit!’ Haar moeder had nog snel een weekeindtas gevuld met kleren en wat blikken soep, bami en een pak gevulde koeken en toen stond Marie letterlijk op straat. Met die tas en met John aan haar zijde.
‘We moeten een plek hebben om te slapen,’ zei John. ‘En eten,’ zei Marie. ‘Want blikken soep en bami zonder blikopener – dat schiet niet op.’ ‘Geld hebben we nodig,’ vulde John aan. ‘Werk dus,’ zei Marie, die wist dat werk de beste weg naar geld was.
Ze keken elkaar even zwijgzaam aan en namen toen de vrienden, familie en kennissen door. Misschien dat iemand iets voor hen kon betekenen. Eén voor één vielen de kandidaten af. De één lanterfantte aan een lage wal, de ander wilde vast niet helpen en bij weer ander kwam je alsmaar in de voicemail terecht. ‘We moeten naar de gemeente,’ besloot Marie.
‘Eigenlijk werken we hier op afspraak,’ zei de receptioniste van de gemeente. ‘Dat is heel modern. En als u nog wat later was gekomen, dan was u sowieso te laat geweest. We gaan binnenkort dicht. De gemeente gaat fuseren. Maar er komt wel een servicepunt hoor.’ De receptioniste begon te vertellen over die nieuwe gemeente en dat het maar liefst de zevende van Brabant werd. Of de zesde, dat was ze even kwijt. ‘En aan de Noordkade komt een groot theater!’ Maar ze hield op, toen ze zag dat Marie en John er behoorlijk beroerd aan toe waren. ‘Ik weet wie jullie kan helpen,’ zei de receptioniste. ‘Het sociaal wijkteam!’
Daar hadden Marie en John nog nooit van gehoord. Wat de receptioniste heel raar vond. Want het sociaal wijkteam had een eigen gebouw, een eigen logo, een website die afgelopen maart nog was geactualiseerd en ze gingen soms met een bakfiets door de wijken om reclame te maken. John haalde zijn schouders op en Marie vroeg of ze even mocht zitten. Ruim acht maanden was ze namelijk. ‘O, wat leuk,’ zei de receptioniste en liet sussend weten dat het voor één keertje wel kon – een stoel zonder afspraak. ‘Ik ga voor jullie bellen, want wij van de gemeente willen dienstbaar zijn. Onze burgers zijn namelijk onze klanten, hebben we laatst bedacht in ons dienstverleningsconcept. Echt waar!’
Terwijl Marie met de handen op haar bolle buik in een kek kuipstoeltje zat en een voetje voelde trappen, belde de receptioniste met een wijkteamlid. John wilde zeker weten dat het allemaal goed kwam, hing over de receptie en volgde elk woord van het telefoongesprek. ‘Nee,’ hoorde hij de receptioniste zeggen, ‘een keukentafelgesprek zit er niet in. Meneer en mevrouw hebben geen keukentafel.’
Daarna was het even stil. ‘Ze hebben me in de wacht gezet,’ legde de receptioniste uit. ‘Het team overlegt. Want u bent niet de normale procedure, zo zonder keukentafel.’ Ze wilde nog vertellen hoe fijn het ging worden in de nieuwe gemeente en of meneer al had gehoord van de Agri Food Capital, maar toen was daar weer het wijkteamlid. Of Marie en John maar langs wilde komen.
Het was een aardig eindje lopen, zeker met acht maanden en trappelende voetjes, maar ze werden hartelijk ontvangen. Een mevrouw bracht koffie en zei dat het er uiteindelijk om ging dat het allemaal goed zou komen. En dat het vooral zaak was dat Marie en John zelf in hun kracht gingen staan. ‘Want jullie kunnen wel leunen op andere mensen en op de overheid, maar uiteindelijk,’ en toen liet ze een best wel lange adempauze vallen, ‘uiteindelijk moeten jullie zelf de regie over jullie leven gaan voeren. Zijn jullie het daarmee eens?’ Ze zag Marie en John knikken en zei dat het mooi was.
‘Wat kunnen jullie zelf?’ vroeg de wijkteamdame. ‘Geef me een blikopener en ik maak soep,’ zei John. ‘Of bami.’
‘Heb je geen blikopener dan? Ken je mensen met een blikopener? Is er in jullie sociale netwerk een blikopener? Dat moeten we in kaart brengen, dat netwerk.’
Zo ging het een tijdje door en toen vertelde de wijkteamdame over opties. ‘Jullie kunnen natuurlijk een pgb aanvragen,’ legde ze uit. ‘Maar dan moet je zelf de regie voeren over dat geld. En als jullie goed waren in regie voeren, dan hadden jullie niet zonder huis, werk en geld gezeten.’ ‘En zonder blikopener,’ vulde John aan. Daarna ging het over woonruimte en dat het wijkteam nu eenmaal geen woningcorporatie was. En over werk, maar dat het wijkteam nu eenmaal geen arbeidsbureau was. En over geld en dat ze bij het wijkteam financiële dingen best ingewikkeld vonden. ‘Ik ben generalist,’ legde de wijkteamdame uit.
‘Zijn onze problemen generalistisch?’, vroeg Marie. Nee, dat waren ze niet. Maar dat gaf niet, ‘want we zitten hier met heel veel disciplines. Het welzijnswerk, het maatschappelijk werk, de sociale dienst, wijkverpleegkundigen – ze doen allemaal mee. Zo gezellig!’ Omdat Marie en John een beetje bedenkelijk keken, voegde ze er aan toe: ‘In ons teamoverleg bespreken we jullie problemen. Zodat ze bij Welzijn De Meierij, Juvans, MEE, Optimisd en al die andere organisaties ervan weten. Dat is dus de kracht van onze samenwerking.’
John nam een slok van zijn koffie en vroeg: ‘Hoeveel mensen en organisaties weten dan van ons best wel privacygevoelige gedoe?’
De wijkteamdame begon te tellen op haar vingers en toen al haar vingers op waren, zei ze: ‘Maak u geen zorgen, we hebben in onze gemeente een wethouder privacy.’ En dat het een heel gezellige man was.
Toen was de koffie op. De wijkteamdame vertelde dat ze nog ‘ontzettend veel onbeantwoorde mails’ had en dat er maar snel een vervolgafspraak moest komen. ‘Op welk adres kan ik jullie bereiken?’
‘Ik zie het niet meer zitten,’ zei Marie, terwijl ze in de veel te warme decembernamiddagzon door het dorp wandelden. Ze passeerden een boerderij van glas en een lege kerk. John trok zijn vriendin dichter tegen zich aan. ‘Houd moed, lief,’ zei hij. ‘Ik weet waar we heen moeten. We moeten De Kanaal over. Aan de andere kant van De Kanaal, daar is het goed. Daar is een foodmarkt.’
‘Een foodmarkt,’ herhaalde Marie en ze fantaseerde er tafels, keukentafels zelfs, vol lekkernijen bij. Ze verbeeldde pannenkoeken, friet, sushi en appeltaart. En dat ze dan daarna, met volle magen, gingen schaatsen of zo. Dat kon wel niet in deze warme winter, maar met een beetje milieuonvriendelijke energievretende kunstgrepen was er best een ijsbaan te regelen.
‘Het is wel een stukje lopen,’ zei John en Marie zei dat ze het niet erg vond.
Aan de rand van hun dorp kwamen ze bij een tunnel. ‘De weg is hier erg breed, daar kunnen we niet veilig overheen,’ legde John uit. ‘Daarom moeten we door de tunnel. Onder de weg door.’ Of het eng was, wilde Marie weten. ‘Alleen als je op de fiets bent. Dan ga je heel hard naar beneden, kom je voor je het weet aan de linkerkant en kun je niet om de hoek kijken. Maar er is nog nooit iets gebeurd. Niemand die hier ooit viel. Zelfs geen wethouder viel er over.’
Zo wandelden ze de tunnel in. Maar juist toen ze helemaal daar beneden waren en Marie en John voelden hoe het water daar alsmaar bleef staan, juist toen voelde Marie pijnscheuten. ‘Het komt, John, het komt,’ hijgde Marie en greep naar haar bolle buik. John dacht eerst dat het over de zorgtoeslag ging en vroeg hoe die dan overgemaakt moest worden, zo zonder adres en bankrekening. Maar toen zag hij wat er aan de hand was.
Hij zag het hoofdje al. ‘Jezus Christus,’ riep hij. Hij trok zijn smoezelige jas uit en legde die op de grond. Wat niet zo slim was, in een fietstunnel waar het water zowat altijd staat te klotsen. Marie leunde tegen de wand van de tunnel en liet zich langzaam zakken. Ze trok haar rok tot ver boven de knieën, spreidde haar benen en begon amechtig te puffen. John pufte mee, want dat had hij wel eens op televisie gezien.
Juist op dat moment kwam er een oudere dame op de fiets langs. Ze trok haar handremmen samen en stapte af. ‘U treft het,’ zei ze. ‘U bent bijna in Wijbosch en daar hebben we een zorgcoöperatie. Daar zorgen de mensen voor elkaar en dat is heel modern. Wij zijn niet van burgerparticipatie, wij zijn van overheidsburgerparticipatie. De overheid mag zo nu en dan meedoen, de rest doen we zelf.’ Ze zocht met haar handen in haar jaszakken. ‘Ik heb hier ergens een schema over hoe we dat georganiseerd hebben. Echt heel modern hoor.’
Marie pufte maar door en begon er zelfs bij te jammeren. ‘Bent u van Wijbosch?,’ vroeg de vrouw. Marie schudde zwetend haar hoofd. ‘O, dat is nou jammer.’ Ze stapte weer op de fiets en trapte weg. John hoorde haar nog zuchten hoe lastig het was, om tunnel-opwaarts vaart te maken nadat je was afgestapt. Hij hoorde ook nog iets over de leefbaarheid van kleine kernen, maar dat kon hij niet meer goed verstaan.
John besefte op dat moment dat hij nog wat beltegoed had. Hij belde 112 en kreeg vrijwel direct iemand aan de telefoon. ‘U treft het,’ zei die iemand, ‘we zijn nog in de buurt. Nog even, want wist u dat het politiebureau hier weggaat?’ John zei dat die iemand zich vergiste. ‘Het gemeentehuis gaat weg,’ zei hij. Maar de meneer, daar aan de andere kant van de lijn, wist heel goed hoe het zat. ‘Ook ja, het gemeentehuis komt in Veghel, de gemeentesecretaris komt van Veghel en het politiebureau gaat dicht.’ Marie begon te vloeken en stopte daar meteen weer mee. Ze besefte dat de vader van haar nog ongeboren kind dat niet zou waarderen. Die was best gelovig namelijk.
‘Ik stuur iemand,’ zei de iemand van de politie.
Het duurde maar een minuut of vijf alvorens de cameraman van TV Schijndel er was. De hulpverleners waren maar tien minuten later. Terwijl een verslaggever met een hijgerig hoog stemmetje iedereen in beeld om commentaar vroeg, bracht een team van mensen in lichtgevende hesjes een kind ter wereld.
TV Schijndel plaatse het bericht direct op haar website. Daarom duurde het niet lang of belangstellenden stroomden toe. Zo was er een man met schapen. Hij kwam van De Schaapskooi en had behalve de mekkerende dieren ook mensen meegenomen die daar werkten. ‘Ze hebben een afstand tot de arbeidsmarkt en zijn de hele kerstvakantie bij mij. Want Welzijn De Meierij heeft de deuren juist dan gesloten en dan is er geen dagbesteding,’ zei hij.
Ook waren er drie mensen die uit het oosten kwamen. Eén van hen zei dat ze wijs waren en een ander zei dat we dat niet al te serieus moesten nemen. ‘We zijn slechts Veghelse wethouders,’ zei die ander. ‘Caspar doet na de fusie Veghel, Melchior wordt de baas van Rooi en Balthasar krijgt Schijndel. En we zijn niet met lege handen gekomen. Voor het kindeke hebben we een kortingsbon van de Jumbo. Mooi toch?’ Het had er ook eentje van de V&D kunnen zijn en dan hadden Marie en John er mooi niks aan gehad, zei de man met de schapen.
John bedankte voor het cadeau en vroeg of iemand misschien een blikopener had.