Het minst begrepen dorp van Meierijstad is ontegenzeggelijk Veghel. Raadsleden uit Sint-Oedenrode en Schijndel kunnen er na vier jaar nog altijd niet de vinger opleggen. Want wat is dat toch met die dorpse stad? Of was het nou een stads dorp? In de tweede editie van ‘een soort van kerstverhaal’ gaan we terug naar waar het allemaal begon.
***
Veghel heeft geen Goudriaanstraat, -weg, -hof of -plein. En daar moest maar eens verandering in komen. Want een hoofdingenieur van Rijkswaterstaat met die naam speelde zo’n tweehonderd jaar geleden een belangrijke rol in het voortstuwen van Veghel in de vaart der Nederlandse volkeren. Waarbij de lezer dat voortstuwen bijna letterlijk mag opvatten.
[tekst gaat verder onder cursief]
Kerstverhaal
Vorig jaar publiceerde Hart ‘een soort van kerstverhaal’: een bespiegeling over het verleden, heden en toekomst van Meierijstad. Toen ging het vooral over Marcus van Gerwen, in de zeventiende eeuw bewoner van kasteel Dommelrode in Sint-Oedenrode. En daarmee ging het vooral over Sint-Oedenrode.
Dit is de tweede aflevering van een serie waarvan steeds vlak voor kerst een aflevering verschijnt. Marcus van Gerwen maakt plaats voor Bernard Goudriaan. Sint-Oedenrode voor Veghel.
Om dat te begrijpen moeten we terug naar ver voor die tijd. Hart neemt u mee naar halverwege zeventiende eeuw. De Spanjaarden zijn met veel bloed, zweet en tranen het land uitgegooid en laten zich vervangen door nieuwe bezetters. Boven de rivieren wentelen mensen zich in een soort van democratie, economische groei en dankzij de VOC zelfs wereldse macht – aan Brabant gaat het allemaal voorbij.
Zo moeten de Veghelaren hun katholieke geloof stiekem belijden. Hun kerk wordt toegewezen aan een paar Hollandse ambtenaren. Dat zijn twee klappen in één zin: de kerk wordt gestolen en heren van boven de rivieren komen Veghel besturen. De Veghelaren moeten net zo stiekem naar de kerk die eruit ziet als een schuur als de protestanten dat in de Spaanse tijd deden.
Veghel is in die tijd een vlek. Dat klinkt oneerbiedig, maar het woord vlek heeft in die tijd een andere betekenis. Een vlek is een plaats die geen stad is, maar wel stadse kenmerken bezit. De wereld is sindsdien ingrijpend veranderd, maar tjonge – wat past dat predicaat nog altijd perfect op het Veghel van 2020.
Met nog geen 28.000 inwoners is het ontegenzeggelijk een dorp – nou vooruit, een groot dorp. Maar qua bedrijvigheid en werkgelegenheid staat het op één lijn met Veenendaal, Den Helder en Oosterhout – steden die wel twee keer zo groot zijn.
Zoals de Gouden Eeuw voor Veghel en andere dorpen in de omgeving een koude eeuw was, zo wordt eind achttiende eeuw de bezetting door de Fransen voor het dorp een bevrijding. Napoleon bestempelt Veghel als een ville, een stad. Kijk, daar wordt een achttiende-eeuws Veghels mens blij van. En dan brengt zijn broer Lodewijk, inmiddels benoemd tot koning van Holland, in 1809 ook nog eens een bezoek aan ville Veghel. De stadhouders of nazaten van Willem van Oranje hadden ze nog nooit gezien in dat dorp.
Het gemeentebestuur vraagt de koning of de rivier de Aa gekanaliseerd mag worden. ‘En dan noemen we dat kanaal naar u’, slijmen de bestuurders er lustig op los. Lodewijk moet er even over nadenken, maar krijgt niet meer de kans erop terug te komen. Zijn broer, de keizer, ontslaat hem niet lang daarna. Het is de straf voor het enthousiasme waarmee Lodewijk oprecht probeert zich in te zetten voor Nederland. Dat was niet de bedoeling.
Het idee van een kanaal blijft echter wel leven. Ook bij de Franse bezetters dan wel bevrijders. En daarmee komen we dan eindelijk aan vader en zoon Goudriaan.
***
Zeg Goudriaan en u zegt waterbouw. Arie Goudriaan was eind zeventiende eeuw al landmeter en waterbouwkundige, net als zijn zoon Barend en zijn kleinzoon Adrianus François. Dat die naam Frans is, komt omdat we met Napoleon inmiddels zijn aanbeland in de periode van de Bataafse Republiek. A.F. is bedenker van het Normaal Amsterdams Peil en krijgt hoge onderscheidingen van zowel Napoleon als later koning Willem I.
Tijden veranderen. Het plan van de Lodewijkvaart wordt uit de mottenballen gehaald en wordt door de zoon van A.F., die weer gewoon Bernard heet, opgepoetst. Het wordt een kanaal van Den Bosch naar Maastricht. De Zuid-Willemsvaart voert langs Veghel en krijgt daar in 1825 zelfs een haven.
Het tweehonderdjarig bestaan in 2025 mag groots worden gevierd, want met die haven is het allemaal begonnen. Veghel gaat vanaf 1825 een periode van groei en bloei tegemoet. Er komen in die tijd een nieuw klooster, een nieuwe kerk en een nieuw raadhuis, vandaag de dag bekend als het oude raadhuis. Als een van de eerste Brabantse dorpen komt er niet lang daarna een gasfabriek. Later volgen een kamer van koophandel en een dependance van het kantongerecht.
In 1848 verschijnt het Aardrijkskundig Woordenboek en daarin wordt Veghel genoemd. ‘Het is een groot dorp’, aldus de schrijver.
Dat is dan weer jammer.
***
Hoewel Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel dicht bij elkaar liggen, ontwikkelen de dorpen zich zeer verschillend. Sint-Oedenrode heeft de bloeiperiode al lang achter zich liggen als Veghel dankzij kanaal en haven groeit. En Schijndel… Schijndel brouwt bier en knoopt manmoedig eindjes aan elkaar. Zoals de Schijndelaren dat ook al deden in de zeventiende eeuw. En in de zestiende. En in de vijftiende. En o wee als iemand eens het hoofd boven het maaiveld uitsteekt en een heuse fabriek uit de grond stampt. Dan leidt dat natuurlijk, zul je altijd zien, tot faillissement en dus tot grote werkloosheid. Het kwam allemaal door concurrentie uit Afrikaanse landen, excuseert de een het einde van Jansen de Wit, bijgenaamd De Sok. Het was mismanagement, wrijft een ander het er nog even in. De werkloosheid en armoede maken Schijndel vanaf de jaren zeventig tot een links dorp. De PvdA doet het er altijd beter dan landelijk gemiddeld en de SP maakt van Schijndel lange tijd het op een na grootste bolwerk na Oss.
Even lijkt er een andere grote fabriek naar Schijndel te komen. Een groep Amerikanen bezoekt het dorp. Ze willen candy bars maken in Brabant. Of Schijndel een lap grond heeft? Nog voor een wethouder ja kan zeggen, zijn de heren van Mars al verleid door een bestuurder in Veghel. ‘Natuurlijk hebben we industriegrond! Wilt u hier tekenen, daar ja – op die stippellijn.’
Waarna de wethouder ijlings op de fiets naar een boer in het dorp gaat. ‘Ik geloof dat ik zojuist jouw grond heb verkocht. Vind je niet erg, toch?’ Of woorden van gelijke strekking.
Het gedrag van de wethouder is in Veghel een graag vertelde anekdote. Maar wat het vooral is: een illustratie van een bewonderenswaardige mentaliteit. Van een volksaard zelfs. Het refereert aan hoe generaties van gemeentebestuurders bevlogen raakten van de mogelijkheden om het verleden van armoe van zich af te schudden en er wat van te maken. De wethouder die nogal opportunistisch grond verkocht die niet van hem was, is aangemoedigd door zijn voorgangers. Door schepenen die een koning beloofden een vaart naar hem te noemen. ‘De Lodewijksvaart, is dat geen leuk idee. Wilt u hier tekenen, majesteit? Hier ja, op de stippellijn.’
Waar Rooienaren omringd door erfgoed achterom kijken naar wat ooit was en Schijndelaren elkaar verzekeren dat het morgen misschien beter wordt maar dat het nooit echt goed zal worden, raken Veghelaren gegrepen door dadendrang. Wie voor een dubbeltje geboren is, kan best een gulden of een euro worden. Kwestie van geloven dat dromen uitkomen en zonder twijfel aan de gang gaan. (In Schijndel hebben ze dat van dat dubbeltje en die gulden trouwens verbasterd tot ‘Geef een Veghelaar een dubbeltje en hij heeft praatjes voor een gulden’. Zo gaat dat in een dorp dat dichtbij een net iets groter dorp ligt.)
Veghel een dorp? Toch niet als we het gemeentehuis omdopen tot stadhuis, zeker? Veghel bekrompen? Toch niet als we een avond met wat regionale sprekers vernoemen naar een wereldwijd vermaard speakersfeest, TedX? Vergane glorie aan het kanaal? Toch niet als we de Noordkade nieuwerwets een hotspot noemen?
En ja, dat opportunisme wordt soms bestraft. Het winkelgebied in het dorp was zelfs te groot toen er nog sprake was van hoogconjunctuur. En ja, er is te veel industriegrond gekocht en ja, dat bracht Veghel in ernstige geldnood.
Kan allemaal wel wezen. Maar ondertussen heeft Veghel meer werkgelegenheid dan de beroepsbevolking er groot is. Sterker nog: meer werkgelegenheid dan er mensen in het dorp wonen. En ondertussen heeft Veghel bewezen dat zelfbewustzijn tot indrukwekkende resultaten leidt.
***
Het begon allemaal met de bevrijding van Veghel op de protestante Hollanders door de Fransen. En met dat kanaal en die haven. Dat was het startpunt om van Veghel een dorp te maken dat bijna een stad is. Het heette achtereenvolgens een vlek, een ville, een groot dorp en is nu de grootste kern van, wat het College van Meierijstad ooit noemde, een dorpenstad.
Daarmee is het zwalken tussen servet en tafellaken opgeschaald naar het niveau van een gemeente van dertien dorpen. Sinds 2017 raakt de Veghelse mores ook de inwoners van de voormalige gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode. Dat wringt en schuurt nogal eens. Veghel is nu eenmaal de grootste kern en ook nog eens een economisch succes – je zou denken dat het daarmee als vanzelf een voortrekkersrol in Meierijstad zou hebben. Nee dus. Want Veghel is het onbegrepen dorp van Meierijstad.
Daar moesten we maar eens wat aan doen.
Later we in 2021 beginnen met een kleine, maar o zo symbolische daad. Zoals het stadhuis in 2017 gemeentehuis werd, zo gaan we ook de naam Stadhuisplein schrappen. Die naam is immers een pijnlijke herinnering aan een niet verwezenlijkte ambitie. Wat daarvoor in de plaats komt: een naam die bevestigt dát ambitie wel degelijk gezond is en tot succes leidt. Want Veghel werd dan geen stad, maar wel een stoer dorp. O zo.
En dus vernoemen we het plein naar de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat die daarvoor in de eerste helft van de negentiende eeuw de basis legde. De waterbouwkundige die zorgde voor kanaal en haven.
‘Waar het gemeentehuis van Meierijstad staat, vraagt u? Aan het Goudriaanplein.’