Een commercieel verhuurder van wooncontainers en andere woningen voor arbeidsmigranten vraagt steun van de gemeente. Of we bestemmingsplannen maar willen aanpassen, zodat er op bedrijventerreinen buitenlandse werknemers kunnen worden ondergebracht. ‘Hart voor Schijndel’ is niet enthousiast.
We lezen het nogal brutale verzoek in twee brieven, verstuurd aan gemeenteraden en Colleges van B. en W. door algemeen directeur Frank van Gool van Otto. Otto is vooral bekend als uitzendbureau, gespecialiseerd in het werven en detacheren van arbeidskrachten uit oost- en zuid-Europa.
Onwenselijk
Iets minder bekend is dat Otto voor die mensen optreedt als werkgever én huurbaas. ‘Hart’ vindt het een onwenselijke constructie, want het maakt de afhankelijkheid van de werknemers erg groot – je moet er toch niet aan denken dat ruzie met je baas automatisch leidt tot verlies van je woonruimte? Of andersom, dat je door een conflict met de huurbaas je baan verliest?
Dat vindt ook het Expertisecentrum Flexwonen. Een werkgever die tevens verhuurder is, dat leidt volgens die organisatie ‘soms tot een gedwongen vermenging van de arbeidsrelatie met de woonvoorziening, tot slechte woonomstandigheden en tot een wegkijken van de problemen die dat meebrengt. Terwijl het huisvesten van mensen die voor hun werk tijdelijk ergens verblijven een steeds normalere vraag is geworden. Of je nu uit Poznan of Eindhoven komt’.
Lekkend dak
Het is opmerkelijk dat het verzoek om gemeentelijke hulp afkomstig is van Otto, aangezien juist dit bedrijf een slechte naam heeft als huurbaas. Het bedrijf verhuurt op diverse plaatsen slechte woningen tegen te hoge prijzen. De Groene Amsterdammer deed onderzoek en interviewde een man die ‘moest eten op zijn versleten bed, omdat er in zijn woning maar één stoel was, voor drie bewoners. […] We zagen onder hun eigen gewicht ineengestorte dakgoten en een lekkend dak dat niet gerepareerd kon worden’. Verder komt het voor dat medewerkers te weinig werk krijgen aangeboden en negatieve loonstrookjes ontvangen. Want als de werkgever geen werk aanbiedt, blijft de huurbaas wel huur innen. Dat is wettelijk verboden, maar dat weten de slachtoffers dan weer niet.
‘Hart’ erkent trouwens wel het probleem dat Van Gool in zijn brief aankaart: de stroom arbeidsmigranten is fors, zal niet snel afnemen en leidt tot behoefte aan woonruimte. Over de door Van Gool bedachte oplossingen zijn we minder enthousiast: bedrijventerreinen zijn geen woonwijken en moeten dat ook niet worden. Ook willen we niet dat de gemeente bestemmingsplannen verandert om huisjesmelkers van dienst te zijn.
Corporaties
In plaats daarvan pleiten we voor een prominentere rol voor de woningcorporaties. Dat zijn de specialisten in wonen voor mensen met een smalle beurs. Daarbij hebben ze ook nog eens de plicht sociaal te zijn. In de prestatieafspraken die de gemeente met corporaties maakten, is er helaas nog niets over te lezen. Wel wordt het thema arbeidsmigranten genoemd in het zogeheten ‘basisdocument woonvisie’ van de gemeente. Dat stuk is de basis voor de, nog te maken, nieuwe afspraken met de corporaties. En dus is de kans groot dat we het wel tegenkomen in de nieuwe editie van die afspraken. ‘Hart’ houdt het in de gaten.
Het huisvesten van arbeidsmigranten mag in ieder geval niet leiden tot nóg langere wachttijden voor inwoners die bij Area of Woonmeij staan ingeschreven. Daarom kunnen bijzondere oplossingen worden overwogen, zoals eenvoudige, tijdelijke woonunits voor buitenlandse arbeidskrachten zonder kinderen. Of het verbouwen van leegstaande kantoren. Diverse kenniscenta, zoals Platform31 en het al genoemde Expertisecentrum Flexwonen hebben er ideeën voor ontwikkeld. Ideeën, die ervoor zorgen dat arbeidsmigranten niet zijn overgeleverd aan de uitzendbureaus waarvoor ze werken.
Hieronder de brief van Frank van Gool van Otto.