Inspraak maakt de kloof tussen hoogopgeleide mensen en de rest van de samenleving groter. Bent u niet hoogopgeleid? Lees vooral door, dan ontdekt u waarom u geen sikkepit te vertellen hebt.
Dit stuk gaat – ja, alweer – over politieke burgerparticipatie. Over de invloed en zeggenschap van inwoners op plannen van de gemeente. Hart begint er voor de zoveelste keer over vanwege een proefschrift van socioloog Michel Stapper.
Het onderwerp: hoe worden belangen van inwoners, gemeente en (project-)ontwikkelaars vastgelegd. Dat gebeurt een beetje in raadsbesluiten, maar vooral in contracten.
De inhoud van het proefschrift komt akelig dicht bij wat Hart sinds de oprichting van de partij in 2015 verkondigt en begin dit jaar publiceerde in het boek Draagvlakte.
Raad is niet bij contractbesprekingen
Wethouders sluiten contracten met bedrijven, zoals projectontwikkelaars. Raadsleden zijn daar niet bij. Het gebeurt in achterkamertjes, schrijft Stapper. Uw volksvertegenwoordigers worden pas betrokken als voor de uitvoering van een contract de wijziging van het bestemmingsplan nodig is.
Er zijn nogal wat plannen waarvoor zo’n wijziging niet nodig is en die toch best ingrijpend zijn. Zo was er onlangs nogal wat heisa rond tijdelijke woningen in Sint-Oedenrode. Die komen er niet, maar het College had het zomaar kunnen besluiten zonder inbreng van wie dan ook. Omdat het om tijdelijke huizen gaat mogen die huizen namelijk worden geplaatst zonder zo’n bestemmingsplanwijziging. Zonder bemoeienis van uw raadsleden dus.
Uw invloed is groot. Op papier dan.
Tot zover de raad. Nu uw invloed. Die is vanaf 2022, als de nieuwe Omgevingswet wordt ingevoerd, groot. Op papier dan.
Inwoners worden nu al vaak uitgenodigd om mee te praten over de inrichting van de openbare ruimte, maar over de inbreng over de concrete invulling van een bouwplan halen wethouders de schouders op. Ze besteden uw inspraak uit aan projectontwikkelaars en dat doen ze omdat in de Omgevingswet staat dat dit mag.
Concreet voorbeeld: in de Schijndelse wijk Boschweg komen een nieuw buurthuis met appartementen, nog een tweede appartementencomplex en rij huizen. Een stedenbouwkundige van de gemeente maakte zonder overleg met welke omwonende dan ook een schets van waar welk bouwblok komt. Die inspraak komt er alsnog, maar de gemeente gaat daarna niet ook nog eens in debat over hoe de woningen en buurthuis eruit komen te zien. Dat mag Woonmeij straks doen.
‘Goede burgers’ kennen de ambtelijke mores
Stapper schrijft dat met name ‘ondernemende burgers’ baat hebben bij de regels en gewoonten die voor dit soort inspraak zijn bedacht. Ze hebben vaak ervaring in het onderhandelen en zelfs in het opzetten van projecten. Ze krijgen daardoor niet alleen vaker hun zin, maar ontvangen ook nog eens meer waardering dan de inwoners met minder tijd en kennis. Ze worden volgens de socioloog op het gemeentehuis beschouwd als ‘goede burgers’.
Hart kan erover meepraten, want hoorde in het verleden eens een Schijndelse wethouder mokken over het burgerinitiatief ‘Kermis in het centrum’ dat niet geheel in stijl was geschreven van ambtenaren en ingehuurde bureaus.
Een rol voor het opbouwwerk
En dat terwijl die betrokken inwoners hun gebrek aan dat soort vaardigheden vaak ruimschoots compenseren met, wat genoemd wordt, representatie. Ze verkondigen meningen die nogal eens door veel buurtgenoten worden gedeeld. Waar de ‘goede burgers’ in zo’n geval het eigen belang promoten, komen de minder goed gebekte inwoners op voor het buurtbelang.
Wat Hart niet las in het proefschrift: hoe kunnen de genegeerde inwoners de plaats krijgen die ze verdienen? Volgens Hart ligt hier een rol voor het ouderwetse opbouwwerk. Deze beroepsgroep, waar Hart ook onze buurtadviseurs onder schaart, heeft dezelfde kennis en vaardigheden als die ‘goede burgers’, maar wordt er voor betaald die in te zetten voor de mensen die nu nog niks te vertellen hebben.
Met steun van de gemeente zorgen zij ervoor dat iedereen meedoet, dat ook de mensen die doorgaans zwijgen alsnog gaan spreken en dat informatie en kennis wordt aangeboden waar dat maar nodig is.
Ook belangrijk: die participerende inwoners moeten niet alleen met de gemeente praten, maar ook en vooral met elkaar. Samen komen tot een standpunt waar draagvlak voor is. Het leidt doorgaans tot gesprekken met nuance en de bereidheid tot compromissen.
Inspraak is vooral onderhandelen
Stapper wijst erop dat inwoners zich juist moeten laten horen in de periode die voorafgaat aan het ondertekenen van contracten. De socioloog deed onderzoek naar projecten in New York, Hamburg en Amsterdam waarbij dat gebeurde. Inwoners schoven niet alleen aan bij onderhandelingen over overeenkomsten, ze schakelden ook heel slim media, lokale politiek en/of de rechter in.
Het hoort allemaal bij het spel van participatie en inspraak, zou je denken. Dankzij Stapper weten we dat er een beter woord is om dat proces participatie en inspraak te noemen, namelijk onderhandelen. Door het zo te noemen, wordt ineens duidelijk op wat voor achterstand veel inwoners staan.
Want Stapper zegt daarover in het VNG Magazine: ‘Dat onderhandelen is niet voor iedereen weggelegd. Projectontwikkelaars hebben daar fulltime de tijd voor, terwijl buurtbewoners dat in hun vrije tijd, voor de hobby, moeten doen’.
Het komt Hart bekend voor. De fractieleden bedrijven politiek naast hun dagelijks werk. En boksen dan op tegen fulltime wethouders. Die ook nog eens worden ondersteund door een leger van ambtelijke beroepskrachten.
Enfin. De democratie is niet volmaakt. Wij van Hart blijven onze stinkende best doen om het proces van onderhandelen duidelijk te maken en de inwoners de weg te wijzen hoe er aan deel te nemen.
Hieronder het hele proefschrift. Op pagina 254 begint de Nederlandstalige samenvatting. De rest is Engelstalig, zodat alleen ‘goede burgers’ dat stuk waarschijnlijk lezen.